Intermediate exam

Enable full screen mode

/28

Entry exam intermediate

Dear student,

Good luck with this intermediate entry exam!

Please enter your name, email and phone number. We use this information so we know who's score it is.

1 / 28

How do you say "we study"?

2 / 28

How do you say "you live"?

3 / 28

How do you say 'they throw'?

4 / 28

Choose the correct plural form of: de auto (the car)

5 / 28

Choose the correct plural form of: de kat (the cat)

6 / 28

Choose the correct article for: ... winkels (the shops)

7 / 28

Choose the correct article for: ... broertje

8 / 28

Type in the correct form of the verb in the present simple tense

Ik (rennen, to run)

Hij (lezen, to read)

Je (ervaren, to experience)

Hij (worden, to become)

je? (komen, to come)

Jullie (willen, to want)

9 / 28

Fill in the correct word:

Wat ... je morgen doen? (What are you going to do tomorrow?)

10 / 28

Type in the correct form of the verb in the past simple tense 

Ik studeerde (studeren, to study)

Jij (willen, to want)

Wij (werken, to work)

Ik (zijn, to be)

je? (reizen, to travel)

Jullie (gaan, to go)

11 / 28

Fill in the correct word:

... ze gisteren een afspraak? (Did she have an appointment yesterday?)

12 / 28

Present perfect. Fill in the correct past participle:

Ze heeft nooit voor dat bedrijf (werken, to work)
Omdat het regende, hebben we het plan (veranderen, to change)
Ben jij ook voor dat feestje ? (uitnodigen, to invite)
Ze is met vrienden naar de film (zijn, to be)

13 / 28

Fill in the correct word:

... je bij het sjoelen bij de barexcursie gewonnen? (Did you win with 'sjoelen' at the bar excursion?)

14 / 28

Fill in the correct word:

Ik heb een OV-chipkaart, maar ik ... nog niet naar Rotterdam geweest. (I have an OV-chipcard, but I haven't been to Rotterdam yet.)

15 / 28

Fill in the correct word:

Heb je ooit een hond ...? (Have you ever had a dog?)

16 / 28

Choose the correct preposition. Choose from: met, op, of, naar, om.

Hoe gaat het hem?
Wij hebben zeven uur maandag Nederlands les.
Ze kijken de module het scherm.
Ik fiets mijn vrienden de universiteit.
Jij staat het dak.

17 / 28

Fill in the correct linking word. Choose from: maar, want, omdat, als, of.

Ik ga naar huis ik ben klaar.
Hij houdt van wandelen ook van fietsen.
je nu niet weg gaat, kom je te laat.
Ik heb geen honger ik al heb gegeten.
Op werk hebben we een feestje het bedrijf 10 jaar bestaat.
Ga je mee blijf je thuis?
Ik moet naar de winkel, ik wil niet.

18 / 28

Use the right form of the seperable verb (watch the different tenses!):

Hij het (He has admitted it, to admit it = het toegeven)
Ik hem vaak . (I run into him often, to run into = tegenkomen)
Jullie dat . (You are going to do that together, to do together = samendoen)

19 / 28

Reflexive verbs. Fill in the correct form:

Zij vergiste in de tijd. (She was mistaken about the time.)

Ik herinnerde de afspraak niet. (I didn't remember the appointment.)

Jullie voelden niet blij. (You didn't feel happy.)

Hij haastte om op tijd te zijn. (He hurried to be on time.)

Wij schamen voor de fout. (We are ashamed of the mistake)

20 / 28

In the following questions, type in the pronoun:

Ik ken niet. / I don't know him.
Ik geef boek. / I give her his book.
belden gisteren. / They called us yesterday.
Wil met eten vanavond? / Do you want to have dinner with me tonight?
kleding ziet er mooi uit. / Your (plural!) clothes look nice.

21 / 28

Finish the answer to this conversation:

"Hoi! Hoe gaat het met je?"

"Goed, ?"

22 / 28

Read the passage and answer the question: "Hoi, mijn naam is Pieter. Ik ben 25 jaar oud. Ik woon in Groningen, naast het ziekenhuis. Ik werk op een middelbare school. In mijn vrije tijd houd ik van lezen, schilderen en wandelen in het park met mijn hond."

Question: What is Pieters job?

23 / 28

Is de woordvolgorde (word order) correct?
Morgen ik ga met mijn vrienden zwemmen.

24 / 28

Is de woordvolgorde (word order) correct?
Mijn docent legt het huiswerk uit.

25 / 28

Is de woordvolgorde (word order) correct?

Hij maakt schoon zijn kamer.

26 / 28

Is de woordvolgorde (word order) correct?

Hoe voelde je je na het feestje?

27 / 28

Please write approx. 5 sentences about your weekend (in Dutch). What did you do? Where were you? How did it feel? Was it relaxed? (This open question will not be graded directly, but it will be used by your teacher to estimate your general writing level.)

28 / 28

Almost done, thanks for filling out this test! You will receive an email with the results on the email you entered at the beginning. Lastly: How was the level of this test for you? Please rate it from 1: very easy to 5: very hard.

Your score is

0%